Door Sherina Orie | 12 februari 2025
Op 12 februari 2025 sprak ik met een jonge man die openhartig zijn ervaringen met discriminatie deelde voor ons project Samen voor Gelijke Kansen. Hij, die op zijn tiende van Suriname naar Nederland verhuisde, vertelde hoe hij door de jaren heen heeft moeten navigeren tussen uitsluiting op basis van zijn etniciteit, zijn homoseksualiteit en de zoektocht naar zijn plek in een vaak onbegripvolle samenleving. Zijn verhaal is er een van veerkracht, aanpassing en uiteindelijk zelfacceptatie.
Zijn eerste kennismaking met discriminatie kwam al op de basisschool. Na zijn verhuizing naar Nederland kreeg hij in groep 7 een lager schooladvies dan hij verdiende. “De leerkracht dacht dat ik, omdat ik uit Suriname kwam, niet op niveau was en dat mijn ouders me niet konden ondersteunen,” legt hij uit. Zijn moeder zag echter zijn potentie en vocht fel tegen dit advies, maar helaas zonder succes. Hij belandde op de mavo, in een klein dorp waar een andere school geen optie was - de dichtstbijzijnde was een uur fietsen.
In datzelfde dorp, een overwegend witte omgeving, merkte hij als kind nog niet bewust wat discriminatie was. Toch kijkt hij nu terug en ziet het wel. “Iedereen zat aan mijn kroeshaar, ze lachten om mijn accent en maakten grappen over culturele verschillen,” vertelt hij. Hoewel hij destijds niet besefte wat er speelde, had het effect. “Op de middelbare school ging ik zo goed mogelijk Nederlands spreken, ABN zelfs. Nu heb ik spijt dat ik mijn accent kwijt ben - het was iets moois uit mijn identiteit.”
Die drang tot aanpassing werd een rode draad in zijn leven. “Ik had het gevoel dat ik harder mijn best moest doen dan anderen,” zegt hij. Op de middelbare school kende hij Nederlandse gebruiken zoals Klokhuis of kringverjaardagen niet, wat hem ongemakkelijk deed voelen. “Ik moest me inpassen om geaccepteerd te worden.” Dit gold nog sterker toen hij ontdekte dat hij homoseksueel is. “Ik voetbalde mee, terwijl ik het niet leuk vond, en praatte over onderwerpen die me niet interesseerden, allemaal om aan de heteronormatieve cultuur te voldoen.”
Zijn geaardheid hield hij lange tijd verborgen, deels door zijn gelovige opvoeding bij de Jehova's Getuigen, waar homoseksualiteit als zonde werd gezien. “Ik was bang dat als ik het aan vrienden vertelde, het bij mijn moeder terecht zou komen. Dan zou ik misschien het huis uit moeten,” zegt hij. Dit leidde tot een dubbelleven: vrolijk buitenshuis, maar somber en eenzaam als hij alleen was. “Ik voelde me niet authentiek, wat mijn zelfbeeld aantastte.”
Zelfs nadat hij uit de kast kwam, bleef discriminatie hem achtervolgen. Tijdens een bijbaan bij DPD deelde hij met een collega dat hij een date had gehad met een man. “Daarna werd hij stil, hij vroeg niets meer en liep weg,” herinnert hij zich. In de kantine hoorde hij later gelach en woorden als 'homo' en 'gay', terwijl collega's naar hem keken. “Ze zeiden niets rechtstreeks, maar ik voelde me uitgesloten.” Het moment raakte hem diep. Een week later nam hij ontslag. “Ik was net uit de kast en bang dat ik respect zou verliezen. Dat werd toen bevestigd.”
Pas na zijn achttiende, toen hij afstand nam van de Jehova's Getuigen, vond hij steun. “Mijn moeder zei altijd: 'Met 18 beslis je zelf.' Dat was bevrijdend, maar ook moeilijk, want ik verloor een warme gemeenschap.” Toch vulde hij dat gat met vrienden en een mentor-docent die hem begrepen. “Die docent was ook homoseksueel en hielp me tijdens mentorgesprekken. Later vond ik gelijkgestemden in de LHBTQ+-gemeenschap, ook mensen die worstelden met religie en cultuur, zoals in Suriname waar homoseksualiteit vaak niet geaccepteerd wordt.”
Therapie speelde ook een grote rol. Na twee psychologen die zijn situatie niet begrepen, vond hij bij de derde iemand die zijn culturele achtergrond en geaardheid snapte. “Dat maakte het verschil. Het hielp me die ervaringen om te zetten, niet naar iets positiefs, maar naar een andere kijk,” zegt hij. Hij leerde dat hij niet de enige was en dat zelfacceptatie belangrijker is dan acceptatie van de buitenwereld.
Op de vraag wat Nederland beter kan doen tegen discriminatie, wijst hij op polarisatie. “Die helpt niet om anderen te verwelkomen. We hebben meer verbinding nodig, plekken waar mensen veilig samen kunnen komen en naar elkaar luisteren.” Hij noemt het werk dat hij nu doet bij een centrum, waar hij lessen geeft over identiteit en maatschappelijke onderwerpen. “Als jongeren niemand kennen die anders is, zoals een transpersoon, reageren ze vaak negatiever. Ontmoeting vermindert onwetendheid.”
Daarnaast pleit hij voor meer diversiteit in de media. “Vroeger zag je vooral de witte Nederlander, nu steeds meer andere achtergronden. Dat moet doorgaan - over etniciteit, religie, alles.” Ook op school miste hij aandacht voor deze thema's. “De slavernij werd afgedaan als 'een zwarte bladzijde' waar we snel overheen gingen, terwijl het de basis vormt van veel welvaart hier. Over homoseksualiteit of subculturen, zoals de dovencultuur van mijn zusje, leerde ik niets.”
Hij sluit af met twee krachtige boodschappen. Voor wie anderen wil begrijpen: “Sta open voor het gesprek, met een luisterend oor aan beide kanten. Zie onwetendheid niet als een aanval, maar als een kans om te verbinden.” En voor wie discriminatie ervaart: “Zoek je mensen, je tribe. Er is altijd een groep die je accepteert en steunt.”
Zijn verhaal is een waardevolle bijdrage aan ons magazine Samen voor Gelijke Kansen, dat eind maart 2025 verschijnt. Zijn ervaringen en inzichten laten zien hoe discriminatie je kan vormen, maar ook hoe je daar sterker uit kunt komen. “Dit interview liet me zelf nadenken,” lachte hij aan het eind. En dat is precies wat we hopen: dat zijn woorden ook anderen aan het denken zetten.